-
1 het is zeven uur
het is zeven uur -
2 zeven
zeven11 sept♦voorbeelden:hoofdstuk zeven • chapitre septhet is zeven uur • il est sept heuresiets in zevenen delen • partager qc. en septmet z'n zeven • à septzij waren met hun zevenen • ils étaient septeen zeven voor Nederlands • un sept (sur dix) en néerlandais→ link=gemak gemak————————zeven21 tamiser♦voorbeelden:de klontjes uit het meel zeven • tamiser la farine -
3 sept
sept [set]〈 telwoord〉♦voorbeelden:il est sept heures • het is zeven uurle sept mars • zeven maart→ guerrem, adj -
4 il est sept heures
il est sept heures -
5 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉1 [ploegsnede] furrow2 [rimpel] furrow, wrinkle♦voorbeelden:1 voren trekken • make/plough furrows, wrinkle, furrow————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] in (the) front2 [met betrekking tot een volgorde; meer dan] ahead3 [met betrekking tot een gezindheid] for, in favour♦voorbeelden:de auto staat voor • the car is at the doorhij is voor in de dertig • he is in his early thirtiesvoor in het boek • in/near the beginning of the bookvier punten voor • four points aheadzij zijn ons voor geweest • they got (t)here before/ahead of us————————voor3〈 voorzetsel〉1 [niet achter] in front of2 [in tegenwoordigheid van] before, for4 [gedurende] for, during5 [ten aanzien van; om wille van; met betrekking tot] for6 [met betrekking tot een volg/rangorde] before, for ⇒ by9 [met betrekking tot een gelijkstelling] for♦voorbeelden:de dagen die voor ons liggen • the days (that lie) ahead of usvlak voor Leiden gebeurde het • it happened just before Leidenvoor een voorbijganger de hoed afnemen • take off one's hat to a passer-by3 voor zeven uur/zondag/Pasen • before seven (o'clock)/Sunday/Eastertien voor zeven • ten to sevenzij is een goede moeder voor haar kinderen • she is a good mother to her childreniemand voor zijn gedrag prijzen/straffen • praise/punish someone for his behaviourdat is goed genoeg voor hem • that is good enough for himdat is net iets voor hem • 〈 passend〉 that is just the thing for him; 〈 te verwachten〉 that is just like himik doe het voor jou • I'm doing this for youdat is niets voor mij • that is not for mewaar doet hij het voor? • why does he do it?7 er werd voor ƒ100.000,- schade aangericht • Dfl100.000.- worth of damage was doneik zal voor mijn zoon betalen • I'll pay for my sonwat krijgt hij voor zijn moeite? • what does he get for his trouble?de Directeur, voor deze: J. Smit • the Director, per pro/p.p./pp J. Smit8 ik ben voor X • I'm (all) for/in favour of Xhet brood voor zijn gezin verdienen • earn a living for one's family9 wat zijn het voor mensen? • what sort of people are they?wat is dat voor een ding? • what kind of thing is that?10 voor een arbeiderswoning was het huis behoorlijk groot • the house was fairly big as labourer's cottages go————————voor4〈 voegwoord〉1 before♦voorbeelden:voor je het weet, heb je een verkoudheid te pakken • before you know it, you've caught a coldvoor ik het vergeet • before I forget -
6 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉♦voorbeelden:————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] devant2 [m.b.t. een volgorde] avant3 [m.b.t. een gezindheid] pour4 [meer dan] de plus♦voorbeelden:de auto staat voor • 〈 geparkeerd〉 l'auto se trouve devant la porte; 〈 is voorgereden〉 la voiture est avancéehij is voor in de dertig • il a dépassé de peu la trentaine2 het is meneer voor en meneer na • c'est monsieur par-ci, monsieur par-làsoep voor eten • manger le potage en entréezijn boot was voor • son bateau avait de l'avancezij zijn ons voor geweest • ils nous ont devancésargumenten voor en tegen • arguments pour et contre————————voor3〈 voorzetsel〉1 [algemeen] pour2 [niet achter; in tegenwoordigheid van] devant3 [vroeger dan; ook m.b.t. een volg-, rangorde] avant♦voorbeelden:voor zijn moeite • pour sa peinehij is voor een paar dagen naar zijn ouders • il est parti pour quelques jours chez ses parentsvoor september is het veel te koud • il fait beaucoup trop froid pour un mois de septembredat is goed voor de koorts • c'est bon contre la fièvreik ben voor X • je suis pour Xik zal voor mijn zoon betalen • je vais payer pour mon filsiemand voor zijn gedrag prijzen • féliciter qn. pour sa conduitevoor de minister stemmen • voter en faveur du ministrevoor een wet stemmen • voter une loihet brood voor zijn gezin verdienen • gagner le pain de sa familledat is net iets voor hem • 〈 passend voor hem〉 c'est tout à fait ce qu'il lui faut; 〈 typisch voor hem〉 c'est bien luidat is niets voor mij • cela ne m'intéresse pasik zeg u eens en voor altijd • je vous le dis une fois pour touteswaar doet hij het voor? • qu'est-ce que ça lui apporte?wat is dat voor een ding? • qu'est-ce que c'est que ce truc-là?voor een vergadering spreken • s'adresser à une assembléevoor zeven uur • avant sept heureskapitein komt voor majoor • capitaine vient avant commandanttien voor zeven • sept heures moins dixik voor mij • quant à moi————————voor4〈 voegwoord〉♦voorbeelden:voor hij het wist was hij al weer buiten • avant même d'avoir réalisé ce qui s'était passé, il se retrouva dehorsvertel het voor hij het van iemand anders hoort • dis-le avant qu'il (ne) l'apprenne de qn. d'autrevoor ik vertrok, heb ik alles opgeruimd • j'ai tout rangé avant de partir -
7 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
8 say
adv. hé, zeg, bij wijze v. spreken--------n. mening; gesproken woord; spreekrecht; woord--------v. zeggen; veronderstellen; van mening zijnsay1[ see] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:he has the say about that matter • hij heeft het voor het zeggen in die zaak2 have/say one's say • zijn zegje zeggen/doen————————say21 zeggen ⇒ praten, vertellen♦voorbeelden:〈Brits-Engels; informeel〉 I say! • hé (zeg), zeg; je meent het!so to say • bij wijze van sprekenit's not for me to say • daar kan ik niet over beslissen/me niet over uitlatenI'd rather not say • ik laat me er liever niet over uita man, they say, of bad reputation • een man, (zo) zegt men, met een slechte reputatie〈 informeel〉 you don't say (so) • 't is niet waar!, ongelofelijk!→ dare dare/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)zeggen ⇒ uiten, (uit)spreken2 zeggen ⇒ vermelden, verkondigen3 zeggen ⇒ aanvoeren, te kennen geven4 zeggen ⇒ aannemen, veronderstellen5 aangeven ⇒ tonen, zeggen♦voorbeelden:1 say grace/one's prayers • dank zeggen, biddensay one's lesson • zijn les opzeggenI dare say that • het zou zelfs heel goed kunnen datsay no more! • geen woord meer!; praat er mij niet van!; dat zegt al genoeg!to say nothing of • om nog maar te zwijgen oversay to oneself • bij zichzelf denkenI've something to say to you • ik moet je iets vertellen〈 vaak schertsend〉 as they say • zoals men zegt/dat noemt, zoals dat heetwho shall I say, sir? • wie kan ik zeggen dat er is, meneer?that is to say • met andere woorden, dat wil zeggen, tenminsteto say the least • op zijn zachtst uitgedruktshe is said to be very rich • men zegt dat ze heel rijk is, ze zou heel rijk zijnit is said/they say • men zegt/ze zeggenit says on the bottle • op de fles staatit says here that • hier staat dat3 what have you to say for yourself? • wat heb je ter verdediging aan te voeren?let's do it together, what do you say? • laten we het samen doen, wat zou je daarvan zeggen/vinden?what do you say to this? • wat zou je hiervan vinden/zeggen?4 let's say, shall we say • laten we zeggen/aannemensay it were true • aangenomen/stel dat het waar issay seven a.m. • laten we zeggen/pakweg zeven uur ('s ochtends)5 what time does your watch say? • hoe laat is het op jouw horloge?¶ when all is said and done • alles bij elkaar genomen, al met alno sooner said than done • zo gezegd, zo gedaanit goes without saying • het spreekt vanzelf〈 informeel〉 I'll say, you can say that again, 〈 Amerikaans-Engels〉you said it • zeg dat wel, daar zeg je zo iets, en of!say when • zeg het als 't genoeg is -
9 met
1 [in gezelschap van] (along) with ⇒ of3 [met betrekking tot deelneming/overeenstemming] with5 [met betrekking tot een wederkerige handeling] with6 [in het bezit van] with7 [met betrekking tot de omstandigheid/gezindheid] with ⇒ by8 [door middel van] with, by ⇒ through, in9 [gelijktijdig met] with, by ⇒ at♦voorbeelden:met (zijn) hoevelen zijn zij? • how many of them are there?ze waren met z'n drieën • there were three of themze kwamen met z'n drieën • three of them camemet deze erbij zijn het er zeven • this one makes sevenmet vijf • plus/and fivetot en met hoofdstuk drie • up to and including chapter threemet wie spreek ik? 〈 aan de telefoon〉 • who am I speaking to?spreken met iemand • speak to someoneeen broodje met ham • a ham rollde man met de hoed • the man with the hat onmet kleren en al dook hij het water in • he dived into the water clothes and allmet dat al • yet for all thatmet de trein van acht uur • by the eight o'clock trainmet een cheque/geld betalen • pay by cheque/(in) cashzijn tijd doorbrengen met luieren • spend one's time lazing aboutik kom met Kerstmis • I'm coming at Christmasmet de klok van twaalven • on the stroke of twelveal met al • altogetherdaar heb je hem weer met zijn knappe kinderen • there he goes again about his handsome children -
10 pick up
v. oprapen; opknappen,verkrijgen; beter worden, verbeteren;, opleven; accelereren; schoonmaken (Spreektaal); vaart krijgen, aanwakkeren; weer beginnen, hervatten; met iemand een roman beginnen (Informeel); vernieuwen na een onderbreking; kopen, meebrengen (bv. "We hebben geen melk meer, op weg naar huis kun je een karton melk meebrengen?")pick up♦voorbeelden:¶ pick up with • aanpappen met, leren kennen1 opruimen♦voorbeelden:2 opdoen ⇒ oplopen, oppikken4 ophalen ⇒ een lift geven, meenemen♦voorbeelden:pick someone up for questioning • iemand oppakken om te verhorenpick oneself up • overeind krabbelenpick up a language • zich een taal eigen makenpick up speed • vaart vermeerderenhe picked her up in a bar • hij heeft haar in een bar opgepiktwhere did you pick that up? • waar heb je dat geleerd? -
11 vroeg
♦voorbeelden:vroeg in de morgen • de bonne heure le matinvroeg op de ochtend • au début de la matinéeze zijn te vroeg getrouwd • ils se sont mariés trop jeuneshet is nog te vroeg • il est encore trop tôthij is te vroeg • il est en avancede bus is 5 minuten te vroeg • le bus a 5 minutes d'avancedat had je vroeger moeten doen • tu aurais dû faire ça plus tôthij kan op zijn vroegst om zeven uur hier zijn • il pourra être ici à sept heures au plus tôteen vroege lente • un printemps précocewij hebben dit jaar een vroege Pasen • Pâques tombe tôt cette annéeeen te vroeg geboren kind • un enfant né avant termevroeg sterven • mourir jeunede vroegste tijden • les temps les plus reculésik heb een vroege trein genomen • j'ai pris le train le matin de bonne heurehet vroegste werk van de schilder • les oeuvres de la première période du peintrevroeg of laat • tôt ou tardvroeg oud • vieilli avant l'âge -
12 roepen
2 [oproepen] call♦voorbeelden:schande roepen over iets • be outraged by somethingeen roepende in de woestijn • a voice (crying) in the wildernessvelen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren • many are called, but few are chosenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [in een toestand brengen; door roepen wekken] call3 [bij opbod verkopen] auction (off)♦voorbeelden:1 een dokter/de politie roepen • call a doctor/the policeiemand op het matje roepen • carpet someonede ober roepen • call the waiteriemand voor de rechter roepen • summons someoneje komt als geroepen • (you're) just the person we needik zal je om zeven uur roepen • I'll call you at seven♦voorbeelden:2 om hulp roepen • call/cry (out) for helpdat kind roept om zijn moeder • the child is calling for its mother -
13 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
14 half
♦voorbeelden:halve dagen werken • travailler à mi-tempseen half dozijn • une demi-douzaineeen halve fles • une demi-bouteillevoor half geld • à moitié prixter halver hoogte • à mi-hauteureen half jaar • six moishalve kennis • des connaissances imparfaitesde halve stad spreekt ervan • toute la ville en parlede klok slaat hele en halve uren • l'horloge sonne les heures et les demiesom het halve uur • toutes les demi-heureshalf werk • travail bâcléhet werk is half af • le travail est à moitié faitde deur stond half open • la porte était entrouverteeen glas half vol schenken • remplir un verre à moitiéhet staat mij maar half aan • ça ne me satisfait qu'à moitiéhalf lachend, half huilend • entre le rire et les larmesdat middel helpt niet half zo goed • ce remède est loin d'être aussi efficacehalf zo groot als • deux fois plus petit quehet is half elf • il est dix heures et demietien voor half vijf • quatre heures vingttien over half zeven • sept heures moins vingttwee halven maken een heel • deux demis font un entier〈 spreekwoord〉 beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald • il n'y a que les imbéciles qui ne changent jamais d'avis, moitié 〈+ zelfstandig naamwoord〉→ link=mens mens -
15 week
week1〈de〉1 [periode van zeven dagen] week2 [het weken] soak♦voorbeelden:1 een week rust/vakantie • a week's rest/holiday/ Avacationvolgende week • next weekvolgende week dinsdag • next Tuesdayvorige week nog • as recently as last weekeen week weggaan • go away for a weekbinnen een week • within a weekweek in, week uit • week in, week outin/door de week • on weekdaysom de (andere) week • every (other) weekover een week • in a week from nowdinsdag over een week • Tuesday week, a week from Tuesday40 uur per week werken • work a 40-hour weeker gaat geen week voorbij zonder dat/of … • not a week goes by without/but …morgen over twee weken • two weeks from tomorrowvandaag een week geleden • a week ago today————————week21 [niet stevig] soft3 [zonder weerstandsvermogen] weak♦voorbeelden:iets week maken • soften somethingweek worden • soften
См. также в других словарях:
Stunde — 1. All Stunden sind nich lik, segt Behrwald. – Hoefer, 51. 2. Alle Stund ein Schritt und alle Wirthshäuser Einkehr ist übel gehauset. – Chaos, 768. 3. Alle Stunden verwunden, die letzte tödtet. Umschrift einer Thurmuhr. (Harms, 165.) 4. Besser… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Dutch films of the 2000s — Cinema of the Netherlands List of Dutch films Pre 1910 1960s 1910s 1970s 1920s … Wikipedia
Niederländische Feldpost — Dieser Artikel behandelt die niederländische Feldpost seit ihrer ersten urkundlichen Erwähnung 1597. Wappen der Niederländischen Feldpost … Deutsch Wikipedia
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
Ida Gerhardt — (11 May 1905, Gorinchem 15 August 1997, Warnsveld) was a Dutch poet of a post symbolist tradition. She wrote poems on the nature of her homeland, the Netherlands and was also a translator of Lucretius and Virgil.Bibliography* Kosmos (1940) * De… … Wikipedia